Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 12: Westfriezen en hun handel en nijverheid » pagina 281
De Hoornse koopman Liorne bracht enkele wijzigingen aan in het fluitschip, dat hèt vrachtschip
was van de Republiek. Zo werd het dek smaller gemaakt omdat tol onderweg afhankelijk was van de breedte
van het dek. Tussen 1595 en 1603 werden in Hoorn liefst tachtig van deze driemasters gebouwd. In sommige
jaren stonden er wel twintig koopvaardijschepen tegelijk op stapel. Hoorn telde in 1630 achttien
scheepswerven, evenals talrijke toeleveringsbedrijven zoals zeilmakerijen en touwslagerijen.
Ook de walvisvaart bood veel werk. Zo vertrokken er in 1683 vanuit Hoorn 29 walvisvaarders. Dat waren
er drie meer dan uit Amsterdam! Uit Enkhuizen gingen dat jaar veertien schepen op weg naar het noorden;
uit Medemblik zes. De walvisvaart was toen overigens al weer op z'n retour, doordat de concurrentie
moordend was geworden. Verandering van klimaat en overbevissing deden de vangsten slinken.
De eerste Nederlandse walvisvaarders boekten in de eerste helft van de zeventiende eeuw betere resultaten.
Zij hadden zich verenigd in de Noordsche Compagnie, met een kamer in onder meer Enkhuizen en Hoorn.
Hoorn was het distributiecentrum voor hout in West-Friesland, mede door de aanwezigheid van een
houtveiling. Het hout werd geïmporteerd uit landen rond de Oostzee.
De houtzaagmolen was een Alkmaarse uitvinding. In 1592 vroeg Cornelis van Uitgeest octrooi op deze
uitvinding aan, waarna bij het Zeglis in Alkmaar een zagerij van start ging. De molen, genaamd het
Juffertje, ging later naar Zaandam en werd in 1611 naar Enkhuizen verplaatst. Het was een wipmolen wat
betekent dat het hele gebouw naar de wind toe gedraaid kon worden. Hoorn telde in 1630 elf houtzaagmolens,
Medemblik vier en de Zaanstreek niet minder dan 53. Daar lag het belangrijkste houtcentrum van de
Republiek.
De lakennijverheid in Hoorn bleek niet concurrerend genoeg met die in Leiden en Haarlem en verdween in
de zestiende eeuw uit de stad. In Alkmaar groeide de textielnijverheid wel nadat zij omstreeks 1600
overstapte op verbeterde productiemethoden. De drapeniers omzeilden de gilderegels en pleitten voor
een vrije markt. Zij hadden vele arbeiders in dienst maar lieten ook kleine ambachtslieden voor zich
werken.
AFBEELDING(EN) NOG NIET BESCHIKBAAR =
Rechtsboven: Interieurfoto van de Koninklijke Houthandel Eecen te Oudkarspel. De turfhandelaar annex
timmerman Cornelis Eecen legde in 1805 de grondslag van dit bedrijf. Om zeker te zijn van de kwaliteit
van het door zijn molen te bewerken hout, schafte Eecen in 1810 een paspoort aan. Zo kon hij naar het
buitenland om daar hout op stam te kopen. De nazaten van Cornelis bouwden het bedrijf verder uit. Zij
voerden allerlei ontwikkelingen door. Windkracht werd vervangen door stoomkracht en later weer door
elektriciteit. Op de foto uit 1930 staat de Engelse bank waarmee het hout werd bewerkt.
(SLV)
Midden:
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.