Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 8: Westfriezen en hun jonge jaren » pagina 187
Hij was geen wees, maar kon niet voor zichzelf zorgen omdat zijn moeder in het tuchthuis van Haarlem
zat. Door zijn verblijf in het weeshuis had hij een flinke ‘schuld’ aan kost en inwoning
opgebouwd. Al dan niet onder dwang tekende hij een verbintenis met de compagnie. Hij werd verplicht
jaarlijks drie maanden van zijn gage aan de armenvoogden af te staan. Zij waren ook zijn enige erfgenaam
als hij zou komen te overlijden. We weten niet hoe het deze weesjongen verder is vergaan.
Tollende kinderen uit Abbekerk. Deze foto werd gemaakt achter het huis
‘De glaze kas’ aan de Dorpsstraat.
(SHA)
De behoefte om jongeren in het gareel te houden is van alle tijden. In West-Friesland werd na 1580
de strikte regelgeving van de gereformeerde geloofsleer als leidraad aangehouden. Dirck Adriaensz
Valcoogh, een gereformeerde schoolmeester uit Barsingerhorn, publiceerde in 1591 Regel der Duytsche
Schoolmeesters die Parochie Kercken bedienen. Het schoolmeestersambt zag hij als een door God gegeven
taak. Het opvoeden van de leerlingen zou echter niet eenvoudig zijn. Volgens de gereformeerde geloofsleer
waren kinderen al bij de geboorte belast met de erfzonde en van nature geneigd tot kwaadaardigheid. De
schoolmeester moest er bijvoorbeeld op toezien dat zijn leerlingen ‘niet loopen wildt en rebel’,
niet speelden met ‘teerlinghen’ (dobbelstenen), en niet kaartten. Alleen hoepelen, bikkelen
en ‘cuselen’ (knikkeren) waren toegestaan.
Een favoriet spel van de jeugd was hoepelen. Op de Westerhaven in Medemblik,
waar rond 1900 nauwelijks verkeer was, hadden kinderen alle ruimte. Vader Tijmen Nooitgedacht hield een oogje
in het zeil. (J. Struik, Medemblik)
Schoolmeester Valcoogh was streng. De ouders
van zijn leerlingen vroegen zich bijvoorbeeld af of het wel nodig was dat zomers de lessen al om zes
uur begonnen.
Niet alle jongeren trokken zich iets aan van de mening van de schoolmeester, de kerkelijke of stedelijke
autoriteiten. Nog in 1806 moest het stadsbestuur van Enkhuizen vaststellen ‘dat vele kinderen en
aankomende jongelingen in plaats van hunnen tijd in 't aanhoren van Gods heilig woord en andere Godvruchtige
oeffeningen te besteden, op zon en Feestdagen by de kerke en andere publicque plaatsen van deeze stad
kolven, kaatsen, knikkeren, en met steenen werpen om geld’.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.