Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 8: Westfriezen en hun jonge jaren » pagina 184
Aan het rekenonderwijs werd vaak minder belang gehecht. Pas in 1849 was rekenonderwijs bij het schoolgeld inbegrepen.
Tot 1750 was een groot deel van de plattelandsbevolking in het oosten van West-Friesland actief in
de visserij of op de koopvaardij. Vanouds hadden plaatsen zoals Oostwoud, Bovenkarspel, Aartswoud en
Hem een dorpsschoolmeester die les gaf in de navigatieleer en stuurmanskunst. De meeste jongens werden
na hun schooltijd, op twaalf- of dertienjarige leeftijd, scheepsjongen of matroos.
De bekendste leerling van de Latijnse school van Alkmaar was Jan van Scorel,
die er tussen 1505 en 1510 in de schoolbanken zat. Later werd hij een beroemd schilder. In 1531 schilderde
hij deze onbekende leerling van zijn oude school.
(SMA)
Het was gebruikelijk dat dorpsschoolmeesters tevens ‘dienaers’ van de kerk waren. In de
praktijk betekende dit dat de functie van schoolmeester tot ongeveer 1850 werd gecombineerd met die
van koster en voorzanger. Bij benoeming woog soms zijn godsdienstige rechtlijnigheid zwaarder dan zijn
vakbekwaamheid als leraar.
In of kort voor 1694 had Willem III, de Hollandse stadhouder-koning, Jan Claesz Galis als koster,
voorzanger en schoolmeester van Westwoud benoemd. Omdat Claesz nog minderjarig was, mocht hij deze
functie echter niet uitoefenen. Hij had geen ervaring in het lesgeven en was bovendien niet als voorganger
geschikt ‘vermits hij niet kan zingen’. Het stadsbestuur van Westwoud was daarom gerechtigd
op zoek te gaan naar een plaatsvervanger. De keuze viel in 1694 op Jan de Boer, een schoolmeester uit
Schoorl. Vage geruchten over zijn losbandig gedrag werden in de wind geslagen. Maar al snel na zijn
aanstelling kwamen de eerste klachten van de ouders over zijn ‘quaat gedrag’. In de klas
was het altijd een chaos en de kinderen leerden niets. De Boer dronk brandewijn tijdens de lessen,
speelde tric-trac of ganzenbord en zong onstichtelijke liederen. Buiten schooltijd was hij te vinden
in de herberg ‘seer wild en woest dansende, singende en springende’ en in gezelschap van
oneerbare vrouwen. Zowel voor de kerkgangers als de ouders van de leerlingen was dit gedrag ontoelaatbaar.
In 1698 werd Jan de Boer ontslagen.
In de 19de eeuw droegen kinderen hun schoolspullen in houten schooltassen.
Hieronder een fraai beschilderd exemplaar, verwijzend naar de scheepvaart.
(WFM)
In dezelfde periode, in 1693, was de functie van koster, voorzanger en schoolmeester van Hem vacant.
Het lag in de lijn der verwachting dat Govert Oostwoud deze functie zou gaan vervullen. De
sollicitatiecommissie besliste echter anders. Zij ging voorbij aan Oostwoud als mogelijke kandidaat.
Wellicht was hij in de ogen van de kerkenraad te liberaal in zijn geloofsopvatting of vond men hem
als toekomstig voorzanger niet goed genoeg bij stem. In ieder geval reisde Oostwoud op aandringen van
zijn dorpsgenoten, die het oneens waren met de afwijzing, naar Engeland. Daar resideerde de
stadhouder-koning. Oostwoud diende een verzoekschrift in om alsnog te worden benoemd. Op 15 maart 1694
kwam per post inderdaad een koninklijk benoemingsbesluit. De sollicitatiecommissie werd gesommeerd
Oostwoud alsnog aan te nemen. Govert Oostwoud zou het schoolmeestersambt tot aan zijn dood in 1723
vervullen. De vakkundigheid van de schoolmeester bleek toch belangrijker dan zijn vastheid van stem of
geloof.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.