Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 8: Westfriezen en hun jonge jaren » pagina 183
Op deze ets van F. de Wit is een school interieur uit 1645 afgebeeld. De meester,
met in zijn hand een roe, overhoort een leerling. (Atlas van Stolk, Rotterdam)
Deze ommegangen waren populair, want aan de heilwens van ‘onschuldige’ kinderen werd
een bijzondere waarde gehecht. Met het opgehaalde geld werden kaarsen voor de kerk gekocht en werd
naderhand een feestje gevierd.
Met het toenemend aantal leerlingen uit de gegoede burgerij werd de kerkschool na 1400 steeds meer een
school voor de burgers. Zo ontstond in 1436 de Enkhuizer stadsschool uit de ‘scholasterije’
van de parochiekerk Sint Pancras. De burger Willem Legrain had van hertog Philips van Bourgondië
het privilege ontvangen een school te houden. Hij gaf echter zelf geen les, maar verkocht het
schoolmeestersambt aan de hoogste bieder. De ene onbekwame schoolmeester volgde de andere op en in het
belang van de burgers nam uiteindelijk het stadsbestuur het privilege over. Scholing was een onderdeel
geworden van de opvoeding. Het stadsbestuur betaalde de schoolboeken, het salaris, de tabbert van de
schoolmeester en het voorzag hem van een huurvrije woning.
De meeste leerlingen van de openbare lagere school van Wadway kwamen uit omliggende
katholieke dorpen als Zuidermeer en Wognum. Deze foto werd gemaakt in 1912. Toen in 1926 in Spanbroek
een katholieke lagere school werd geopend, stroomde de school in Wadway leeg. (A.A.G. Smit, Wognum)
Tussen 1550 en 1600 bestonden er al verschillende lagere scholen in Westfriese steden. Deze lagere
scholen werden alleen bezocht door kinderen van ouders uit de gegoede stand. In 1619 werd besloten dat
de lagere school voor iedereen toegankelijk moest worden. Men kon zo plattelandskinderen bekend maken
met de ‘nieuwe’ gereformeerde geloofsleer. Niet toevallig was de bijbel, de zogenaamde
Statenbijbel, dat jaar in het Nederlands verschenen.
De nieuwe lagere school bood ook een alternatief voor de wildgroei van particuliere schooltjes. Het
stond namelijk iedereen vrij onderwijs te geven. Daarom zien we na 1620 in de kleinste Westfriese
dorpjes de oprichting van gereformeerde scholen. Tegen een gering bedrag, of soms voor niets, konden
lees- en schrijflessen gevolgd worden.
Zegel van Albrecht van Beieren, patroon van de Latijnse school te Hoorn.
(WFG)
Het eerste jaar werd een begin gemaakt met de leeslessen. Traditioneel leerden de kinderen het handgeschreven
en gedrukte alfabet met behulp van een ABC-plankje met voorbedrukte letters. Het volgende jaar werden
boekjes gebruikt, waarin de woorden in letters, lettergrepen en klanken waren gescheiden. Met het hardop
zeggen van een nieuw samengesteld woord begon het eigenlijke lezen. Het kostte de leerlingen meestal drie
jaar om het lezen volgens deze methode onder de knie te krijgen. Het schrijven begon pas op het achtste
of negende levensjaar. Men was in de veronderstelling dat de kinderhand niet eerder met een ganzenveer
kon omgaan.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.