Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 7: Westfriezen en hun bestuur en rechtspraak » pagina 159
In ieder baljuwschap fungeerden een baljuw (als officier van justitie) en een rechtbank, waarin alleen edelen zitting mochten nemen. Deze ‘welgeboren mannen’ waren allen niet-Westfriezen, omdat een inheemse adellijke stand ontbrak. Alleen over plaatsen met stadsrechten hadden de baljuwschappen geen zeggenschap. Sinds 1289 was Medemblik lange tijd de enige Westfriese stad. In 1356 kregen ook Enkhuizen en Gommerskarspel samen stadsrechten. In 1357 volgde Hoorn, in 1364 werden Grootebroek en Bovenkarspel verheven tot ‘stede Grootebroek’. Voor stadsrechten moest aan de graaf van Holland doorgaans veel geld worden betaald. Maar de Westfriezen betaalden graag om verlost te zijn van de greep van de baljuwschappen. Vanaf 1350 regende het namelijk klachten over afpersing en machtsmisbruik door de baljuwen. Zo moest het platteland belastingen betalen waar de graaf niet eens van wist!
In 1400 kwamen de jarenlang opgekropte spanningen tot uitbarsting. Baljuw Coen van Herlaer van
Medemblik ontsnapte ternauwernood aan een volksgericht. Het voorval was voor Albrecht van Beieren en
zijn zoon en opvolger Willem VI reden om de baljuwschappen op te heffen en stadsrechten te geven aan
Westfriese dorpen of dorpscombinaties, die zo in de rechtspraak geheel zelfstandig werden.
Net als de Spaanse overheersers begingen ook Nederlanders zoals de watergeus
Diederik Sonoy tal van wreedheden. Rond 1575 was hij gouverneur van het Noorderkwartier. Sonoy was berucht om zijn
martelingen. Pas door ingrijpen van Willem van Oranje zelf werd hieraan een einde gemaakt.
(WFM)
De eerste ‘plattelandsstad’ werd Schellinkhout in 1402. In 1415 werden de laatste stadsrechten
verleend, onder meer aan Schagen.
Een aantal dorpen moest zich tevreden stellen met een ondergeschikte positie aan een bestaande stad.
Koedijk, Sint Pancras, Oudorp en Oterleek werden bij Alkmaar gevoegd, Zwaag en de Veenhoop (Berkhout,
Avenhorn, Grosthuizen, Scharwoude, Schardam, Beets en Oudendijk) bij Hoorn, Wervershoof, Almersdorp,
Opperdoes en Oostwoud bij Medemblik.
De eerste taak van de regenten van een plattelandsstad was het opstellen van een ‘keurboek’, een optekening van rechtsregels, strafbare feiten en boetes.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.