Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 6: Westfriezen en hun dorpen » pagina 145
Er zat niks anders op dan de regels voor hulp aan te scherpen en schulden van derden snel proberen
in te vorderen. Als het economisch goed ging, dan konden eerder leningen worden verstrekt aan hen die
het financieel moeilijk hadden.
Café De Zeven Groene Bomen te Binnenwijzend, met op de achtergrond
de uit 1901 stammende melkfabriek Eureka. Foto uit 1913.
(G. Stapel, Hoogkarspel)
In 1861 stelde de dorpspredikant van Berkhout zelfs voor ‘dat aan alle winkeliers in onze gemeente,
die tevens sterke drankverkopers zijn, stellig zal worden aangezegd, dat zij de leverantie hunner
koopwaren aan de diaconie dezer Gemeente tot zelfs in geringste bijzonderheid zullen verliezen, zodra
zij zelfs de minste hoeveelheid sterken drank aan eenige inwoners van de genoemde Diaconie armhuis,
onverschillig wie het zijn mogen verkoopen of afgeven.’
Veelzeggend voor de tijd van toen is ook het voorbeeld van een lid van het Armbestuur in Langedijk.
Deze persoon ontdekte dat een van de bedeelden kaas op zijn brood at en besloot daarom onmiddellijk
tot intrekking van de uitkering voor veertien dagen. Of de vrouw in hetzelfde dorp, die in de donkere
maanden van het jaar steevast haar man de keus voorlegde: ‘Wat doen we vanavond, suiker in de
thee of de lamp aan?’ Dat het ook veel later niet altijd even makkelijk was, blijkt uit het
verhaal van een grote familie waarvan moeder 's avonds de zakken van de ‘werkende joos’
afstruinde op kleingeld. Ze kon dat dan aan de jongste geven, die studeerde in Amsterdam en met de
trein reisde naar de universiteit.
Van 1658 tot 1918 was er aan het Noordeinde 95 te Lambertschaag een bakkerij
gevestigd. De laatste bakker die er werkzaam is geweest, was Gerrit Langedijk. Op deze foto van omstreeks
1915 staat zijn echtgenote: de tweede vrouw van rechts, in de zwarte jurk.
(SHA)
Door de middenstand werd bijna alles geleverd ‘op de pof’. Uitstel van betaling kwam enorm
veel voor. In de dorpsherberg werden de gemaakte kosten op ‘de lat’ geschreven. Het café
nam in het dorpsleven een centrale plaats in. Men kon er niet alleen een borreltje drinken, vaak was
er ook een kolfbaan en plaatselijke toneelverenigingen speelden er hun voorstellingen. Om drankmisbruik
tegen te gaan moest een nieuwe caféhouder in sommige dorpen rond 1800 de eed afleggen tegenover
de burgemeester dat klanten niet dronken zouden worden gevoerd.
Uitvoeringen van toneel-, zang-, fanfare- en gymnastiekverenigingen namen in de dorpscultuur een belangrijke plaats in.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.