Twintig eeuwen West-Friesland, de Westfriezen en hun dorpen
Dorpsranden worden in sneltreinvaart omgetoverd in nieuwbouwwijken. Waar eens de oude velden van de
voetbalvereniging lagen of waar de plaatselijke volkstuinvereniging de stukjes land bewerkte, zijn nu
blokken huizen en dicht bebouwde kavels te vinden. De vele plaatselijke actiegroepjes die zich sterk
maken voor het behoud van het dorpskarakter en het dorpsgezicht, verliezen op alle fronten terrein.
Mensen willen het liefst ruim en landelijk wonen. Het betekent een inbreuk op het mooie dorpsgezicht.
Onder de bekende Westfriese familienamen komen nogal wat dieren voor: Haas, Konijn, Vos, Geit,
Ooijevaar, Vis, Leeuw, Otter en Mol bijvoorbeeld. In de Fabrieksstraat in Warmenhuizen woonden zoveel
mensen met een dier als achternaam dat de straat in de volksmond ook wel de Artis werd genoemd.
(J. Mooy, Warmenhuizen)
Gouverneur van Malakka verliest van Ursemmers
Eigenwijs, koppig en vooral gesteld op de vrijheid om te doen en te laten wat men wil. Westfriezen staan
bekend om hun streven naar onafhankelijkheid. In Ursem zal dat rond 1750 niet anders geweest zijn. Daar
troffen ze het niet met hun heer, Willem Decker, Heer van Ursem. Hij was iemand die graag veel in de
melk te brokkelen had en de belastingdruk niet zwaar genoeg vond.
Het rendement op zijn aankoop van Ursem was laag: rond de 1,3%. Er moest geld bij, zouden we nu zeggen.
Decker wilde daarom zijn inkomsten verhogen door de benoeming van functionarissen in eigen hand te houden.
Dat leverde geld op.
De Ursemmers voelden daar weinig voor. Bij de benoeming van een nieuwe predikant vocht de kerkenraad
het conflict tot de Hoge Raad uit. De kerkeraad won uiteindelijk van Decker. Hij was als gouverneur
van Malakka in dienst van de Verenigde Oostindische Compagnie.
Willem versloeg weliswaar sultans en radja's in de Oost, maar moest het onderspit delven tegen de
kerkenraad van Ursem.
Stijfkoppigheid en machtsdrang
Toch zijn vele dorpen vaak nog letterlijk ‘heerlijkheden’, goed om in te wonen en te
werken. Het woord ‘heerlijkheid’ ontleent zijn betekenis aan het feit dat de bedoelde plaats
het bezit was van een heer. Dat was een persoon die meestal niet in het dorp zelf woonde, maar zich
een dorp ‘aanschafte’ om zijn status te verhogen. Heer van Warmenhuizen zijn, betekende
dat je je invloed kon laten gelden. Bovendien mocht je de dorpsnaam achter je eigennaam zetten. Neem
Willem Decker van Ursem. De man woonde in Gouda en had verder niets met het Westfriese plaatsje te
maken. Maar hij zocht iets om in te investeren en kocht daarom D'Ambagts Heerlijckheijdt van Urshem in
1730 van de Staten van Holland en West-Friesland voor 9000 gulden. Hij heeft er daarna op vele manieren
zijn stempel op gedrukt. Eindeloze conflicten over benoemingen van functionarissen in het dorp en de
daaruit voortvloeiende processen tot voor de Hoge Raad maakten hem voor de bewoners tot een lastpak
van de eerste orde.
Kerktorens bepalen vaak het dorpsgezicht. Op dit schilderij van J. Vlam uit 1853 is de vijf
jaar daarvoor in gebruik genomen hervormde kerk van Ursem te zien. De kerk werd tussen 1840 en 1848
gebouwd. Voordien stond in het dorp een in 1658 gebouwde kruiskerk, maar die was zo vervallen, dat tot
nieuwbouw werd besloten. Het grote huis is de pastorie. Uiterst links is nog net de onderwijzerswoning
zichtbaar. Een bekende schoolmeester in Ursem was meester Oud, zelf in Ursem geboren en van 1922 tot
1962 verbonden aan de St. Bavoschool. Oud was ook bekend door de stukjes die hij wekelijks over zijn
geboortedorp schreef.
(WFM)