Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 5: Westfriezen en hun ziel en zaligheid » pagina 120
Zowel pastoors als paters bedienden de parochianen, maar dit ging niet in goede harmonie. Onderlinge
competentie en de parochie-inkomsten waren de strijdpunten. Doop en huwelijk door de andere partij
werden niet erkend. Verdachtmakingen en chantage volgden.
In 1632 moest de pauselijke gezant ingrijpen bij zo'n conflict, en de spanning nam verder toe nadat de
Jezuïeten in 1652 een eigen schuilkerk aan het Spaans Leger hadden gesticht. Vicaris Codde zette
zelfs het protestantse stadsbestuur van Enkhuizen in tegen de Jezuïeten, hoewel dit niet het meest
geëigende middel was om vrede te stichten.
De onderlinge strijd leidde er uiteindelijk toe dat in 1723 de toenmalige vicaris zich van Rome afscheidde,
waarna de paus elke omgang met deze ‘leider der oproerige bende’ verbood.
De Doopsgezinde Kerk aan de Tuinstraat te Medemblik was van oorsprong
een schuilkerk, want ook de Doopsgezinden mochten tot 1795 niet in het openbaar hun diensten houden. De pastorie werd
omstreeks 1924 door de dominee verlaten en verkocht. Schilderij van J. Braaff.
(J.C. van Leverink, Medemblik)
In Enkhuizen stelden de pastoors van de schuilkerken van St. Gommarus, St. Pancratius en het Westeinde
zich op achter de Clerezij. Zij ondervonden de steun van de aanzienlijke families Botman, De Witt en
Valk en noemde zich oud-katholieken. Sinds 1870 zijn zij verenigd met katholieken die niet konden leven
met het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid. In 1931 verbond de afdeling Enkhuizen zich met parochies
in Egmond aan Zee en later Ijmuiden, Alkmaar en Den Helder.
Alkmaar, Hoorn en Schagen kenden eveneens een lange geschiedenis van bittere concurrentie tussen pastoors
en paters, terwijl in De Streek de strijd zich afspeelde rond de pastoors van Hoogkarspel en Hem, Th.
Spoors en J. Broeder. Beide heren kozen voor de afscheiding en werden daarom belaagd door vele Westfriese
pastoors. Het ging er fel aan toe.
Pastoor Theodorus Liket was van 1862 tot 1884 verbonden aan de parochie
van de oude Sint Martinuskerk te Medemblik. Dit schilderij is van Chris Manshande, die een bidprentje
van de pastoor als voorbeeld gebruikte.
(OVM)
Spoors werd in 1716 door zijn vroegere collega van Wognum uitgemaakt voor een ‘valschen broeder,
bedrieger van vele onwetende menschen’. De meeste parochianen van Hoogkarspel bleven de paus trouw:
400 van de 450.
De Lutheranen die zich in Hoorn vestigden, waren meest Duitse immigranten, veelal vluchtelingen uit
de streken die geteisterd waren door de Dertigjarige Oorlog (1618-1648). Zij traden in dienst bij de
Oost-Indische of West-Indische Compagnie. Na de achteruitstelling door de stedelijke overheid in de
17de eeuw volgde in de eeuw daarop een veel liberaler houding, die de Lutheranen in de gelegenheid
stelde hun schuilkerk aan de Ramen in 1769 te vervangen door een fraaie kerk.
In Enkhuizen stichtten Duitse en Deense kooplieden van de opbrengst van de handel in ossen een Lutherse
kerk. De Lutherse gemeente aldaar is altijd groter geweest dan die van Hoorn. Een bekende Lutherse
predikant in Enkhuizen was Coenraad Hoppe (1621-1670). Hij begon in 1652 een cursus voor Nederlandse
studenten, waarin hij de strikte bijbeltekst stelde boven de teksten van de belijdenis. Hoppe verschilde
hier van de Duitse immigranten. Hij vertrok in 1660 naar Amsterdam waar de ‘Hoppeaanse richting’
de macht over de hele fraterniteit van de Luthersen kreeg.
Beide Westfriese Lutherse gemeenten waren aangesloten bij de Fraterniteit van Amsterdam, met wie het
niet altijd even goed boterde. Amsterdam hield toezicht op de naleving van de leerregels.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.