Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 3: Westfriezen en hun strijd tegen het water » pagina 77
Van de 12 miljoen kubieke meter grond die in de dijk van de Wieringermeer
is verwerkt, bestaat de helft uit taai keileem. Dit materiaal werd bij toeval aangetroffen in de
Zuiderzee toen de ‘Korte Afsluitdijk’ werd aangelegd. Bij de werkhaven Oude Zeug, halverwege
Medemblik-Den Oever, kwam het omstreeks 1927 goed van pas. (AWG)
Het landsbestuur van Drenthe stak al snel een stokje voor deze plannen. Seger Lakenman uit Enkhuizen,
secretaris van Drechterland, kwam met het idee leegstaande panden in de stad af te breken en het puin
onderaan de dijken te smijten. Ook dat plan werd echter verworpen. Uiteindelijk werd besloten voor een
kostbare oplossing: per schip werden grote keien uit Noorwegen naar West-Friesland overgebracht.
In mei 1927 verschenen de eerste baggerwerktuigen voor Medemblik om een
begin te maken met de aanleg van de ringdijk om de toekomstige Wieringermeerpolder. Twee jaar later
was de dijk gesloten, geruime tijd dus voordat op 22 mei 1932 het laatste gat in de Afsluitdijk werd
gedicht. Op de foto zijn steenzetters aan het werk.
(AWG)
De meeste watermolens zijn in de loop van de laatste honderdvijftig jaar vervangen door gemalen.
Eerst stoomgemalen, later elektrische. Zo kreeg de Heerhugowaard in 1877 zijn stoomgemaal, dat in 1941
werd vervangen door een elektrisch gemaal. Met gemalen werd de polder minder afhankelijk van de wind
en was het waterpeil gemakkelijker te regelen.
Akkerbouwers konden hun landerijen langer drooghouden en bebouwen. Bovendien werkten gemalen goedkoper
dan de molens.
Dat bleek vooral in de jaren twintig van onze eeuw, toen de armoedige levensomstandigheden van de
molenaars eindelijk werden aangepakt. De achturige werkdag werd ingevoerd en er kwam een verbod op
zondagsarbeid. Dankzij de activiteiten van de bonden kregen de molenaars een pensioenfonds en werden
hun tractementen geleidelijk verhoogd. Al deze sociale maatregelen werkten in het voordeel van de
molenaars, maar betekenden indirect het einde van de molenbemaling: molens werden te duur.
De molenafbraak die al sinds de invoering van de stoombemaling aan de gang was, werd in versneld tempo
voortgezet. Pas na de Tweede Wereldoorlog zag men de monumentale waarde van molens in en ging men zich
ervoor inspannen ze te behouden.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.