Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 3: Westfriezen en hun strijd tegen het water » pagina 68
Molenaar Jan van Dalen (1842-1917) en zijn vrouw Aafje Houtlosser voor
de Grote Molen aan de Zuiderdijk in Schellinkhout. (AWG)
Op initiatief van twee vooraanstaande burgers, de gebroeders Jan Jansz en Willem Jansz, werd voor
het eerst in de geschiedenis een meertje drooggemaakt. Het betrof de 35 hectare grote Achterrneer,
vlak ten zuiden van de stadsgracht.
Het succes van de Achtermeer werkte aanstekelijk. Binnen korte tijd werden de meeste meertjes in het
Geestmerambacht tussen Alkmaar en de Langedijk als de Daalmeer en Kleimeer drooggemaakt. Toen voldoende
bewezen was dat men technisch in staat was uit water land te maken, startte Jan van Scorel in 1552 de
bedijking van de Zijpe. Een kolossaal project: het ging om 6775 hectare aangeslibde kwelder, pal tegen
de Westfriese Omringdijk gelegen. Antwerpse bankiers maakten hem dat mogelijk. Die Zijper gronden leken
hen aantrekkelijke beleggingsobjecten. Zonder moeilijkheden verliep de bedijking niet. De geniale
kunstenaar Jan van Scorel bleek als inpolderaar minder succesvol. Daarom nodigde hij de meest ervaren
waterstaatkundige van dat moment uit voor advies, de Brabander Andries Vierlingh. Nog in 1552 kwam
Vierlingh naar Noord-Holland. Hij constateerde dat er organisatorisch veel mis was. De arbeiders werden
per dagdeel betaald en niet naar de geleverde prestatie. Dat betekende lanterfanten. In het voorbijgaan
signaleerde hij veel onkunde en misbruiken onder de bestuurders van waterschappen. Een collega-dijkgraaf
kreeg de volgende sneer: ‘De praktijken en de zwelgpartijen van de dijkgraaf zijn zo ernstig,
dat zelfs een rijk man er arm van zou worden.’ En wat te zeggen van dijkgraven die tijdens de
schouw willekeurige boetes oplegden of van een dijkgraaf die van zijn leven nooit een dijk had gezien?
Adviezen van anderen wilden ze niet aannemen, bang dat dit hun eer te na zou komen. Aldus Vierlingh.
Spinnekopmolen te Winkel, een schilderij uit 1878 van de Amsterdammer
Paul Joseph Constantin Gabriël. (part. coll.)
De bedijking van de Zijpe is bijna een halve eeuw door pech achtervolgd. Tot driemaal toe mislukten
de bedijkingspogingen. Zo geselde op 1 november 1570 een stormvloed het westen van de hele
Nederlands-Vlaamse kust. De mensen werden in bed verrast. Beesten verdronken, veenlanden werden uit
elkaar getrokken, huizen stortten in. De Hondsbossche Zeewering en de pas aangelegde Zijperzeedijk
braken door. Gelukkig hield de Slaperdijk bij Hargen stand. Maar de kort tevoren ingepolderde Zijpe
liep onder water. De woeste zee sloeg ter hoogte van Eenigenburg, Sint Maarten, Schagen en De Keins
gaten in de Omringdijk. Diepe wielen werden uitgeschuurd; ze zouden als littekens voor altijd zichtbaar
blijven. Bij Medemblik liep een deel van het achterland onder water en in Enkhuizen bezweek de wierdijk.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.