Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 3: Westfriezen en hun strijd tegen het water » pagina 60
Omdat zij behoefte hadden aan meer landbouwgronden, gingen Westfriese boeren vanuit de bestaande
waterlopen systematisch sloten en greppels
graven om zo de afwatering te verbeteren. Het moerassige veen werd droog gemaakt, maar tegelijkertijd
kwamen de in het droge veen aanwezige plantenresten in contact met zuurstof. Dat betekende een langzame
verbranding: het veen loste op als gas in de lucht. Hoewel niemand zich dat toen realiseerde, daalde
daardoor het bodempeil.
Door het opwerpen van huisterpen probeerden de mensen droge voeten
te houden in de tijd dat er nog geen Omringdijk bestond. Zo ontstonden tal van terpdorpen, zoals
Warmenhuizen.
(J. Mooy, Warmenhuizen)
Achteraf berekend met wel één à twee meter per eeuw. Na
een paar honderd jaar was West-Friesland zo laag komen te liggen, dat de onderliggende kleilaag bloot
kwam. En die was inmiddels sterk ingeklonken. Het grondwaterpeil werd bereikt en vanaf het jaar 1200
dreigde er wateroverlast.
Toen het veen nog hoog aan de oppervlakte lag, was de zee zelfs bij een stormvloed niet in staat
het land blijvend te overstromen. Nadat het maaiveld sterk was gaan dalen, veranderde dat. In streken
die eens bewoond waren geweest, ontstonden nu zeegaten, zelfs complete zeeën.
Toen er plannen kwamen om de Westfriese meren in te polderen, werden ze
in kaart gebracht. Meestal gebeurde dat 's winters, als de plassen bevroren waren. Op de schaats
deden de landmeters dan hun werk. Zo bracht Anthonis Metius de open (Heerhugo)-Waard vlak vóór
1625 in kaart.
(ARA)
De boerenbevolking werd verdreven uit de kop van Noord-Holland boven de lijn Schoorl-Schagen-Medemblik.
Vissers en schippers namen hun plaatsen in.
Toen rond 1250 ook de hoge veenrug tussen Medemblik en Stavoren door de zee werd weggeslagen, raakte
West-Friesland bovendien zijn oude wegverbinding met de rest van Friesland kwijt. Het Almere werd een
zoute Zuiderzee. Een zee waarvan West-Friesland in zijn geschiedenis ontelbare malen te lijden zou
hebben. Vooral als stormen samenvielen met springvloed. Voortaan gierde het opgejaagde water van de
Waddenzee in één ruk de Zuiderzee in. Aan lager wal kon het water binnen korte tijd
metershoog opklimmen, met als gevolg dat het land onder liep. Zelfs gebieden waar de zee geen invloed
had, kregen wateroverlast. Elke winter stonden grote delen van het binnenland blank doordat het
overtollige water niet kon worden afgevoerd. West-Friesland was een nat land geworden. In de herfst
was menige boerderij slechts bereikbaar door met een roeibootje te varen over de ondergelopen landerijen.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.