Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 2: Westfriezen en hun verkeer » pagina 47
In 1891 vestigde Willem Keetman sr. zich in Winkel, waar hij de postwagendienst
Winkel-Noord-Scharwoude overnam. Op dit schilderij uit 1895 staan Keetman en zijn vrouw bij de wagen.
(W. Keetman, Winkel)
Eerder werden stoomschepen altijd voorzien van grote raderen die in kasten aan stuur- en bakboordzijde
waren ingebouwd. Zulke raderstoomboten staken niet diep, maar waren wel breed. Sleepboten van dit type
die geleidelijk op het Noordhollands Kanaal verschenen, hinderden met hun veertien meter breedte het
kanaal op onverantwoorde manier en veroorzaakten een golfslag die de oevers aantastte.
Daarom werd nog in 1840 overwogen een ‘ijzeren spoorweg’ langs het kanaal aan te leggen
om de schepen door stoomlocomotieven te laten slepen. Maar na de uitvinding van de scheepsschroef is
dat plan ingeslikt. Voor het personenvervoer tussen Den Helder en Alkmaar dienden daarentegen nog
geruime tijd trekschuiten.
Comfortabel was het vervoer per diligence voor niemand, omdat de wagen
geen vering had. Toch moesten passagiers die vooruit reden, meer betalen dan degenen die achteruit reden.
(AWG)
De gebroeders Zur Mühlen uit Alkmaar openden in 1845 een directe stoomvaartverbinding met Amsterdam.
Het aantal trekschuit- en beurtvaartdiensten liep daarna sterk achteruit. In 1866 begonnen de gebroeders
Goedkoop hun stoomsleepdienst ‘Noord-Holland’; drie jaar later voeren zij met tien sleepboten
op het kanaal.
Bekend werd de Alkmaar Packet, die jarenlang een rechtstreekse stoombootverbinding over het Noordhollands
Kanaal tussen Alkmaar en Amsterdam onderhield.
Veel buitenwegen zijn sinds 1850 verhard met puin en grind. Toch werd er op het Westfriese platteland
nog maar weinig gereisd. Vóór de komst van de trein in 1885 kwamen de dorpelingen van
Venhuizen vrijwel nooit verder dan ze in één dag op en neer konden lopen. Herke Dekker,
de postbode van het dorp, haalde nog in 1900 iedere werkdag lopend de post op uit Hoorn en bezorgde
die vervolgens in Schellinkhout, Wijdenes, Hem en Venhuizen. Elders was de toestand niet veel anders.
Alleen als er 's winters kon worden geschaatst, werden flinke afstanden afgelegd. Familiebezoeken
werden daarom vaak uitgesteld tot er ijs lag. Rijke boeren hadden daarentegen een gerij waarmee ze wel
dertig kilometer van huis konden.
Langs de Oude Hoornseweg in Wognum dreven de broers Sjoers een smederij.
In 1887, toen deze foto werd gemaakt, deden zij goede zaken. (A.A.G. Smit, Wognum)
Puin voor het verharden van wegen was altijd wel te vinden. Al in 1819 was de Nieuweweg in Oudkarspel
verhard met puin van de afgebroken kerk van Zuid-Scharwoude. Toen enkele jaren later in 1843 de weg
door Nieuwe Niedorp en Winkel moest worden verhard, gebeurde dat met puin van de afgebroken kerk van
Winkel. Vanwege de hoge kosten werd de beslissing om buitenwegen te verharden meer dan eens uitgesteld
of werd genoegen genomen met een tussenoplossing. In 1872 werd een deel van de Bovenweg en de Twuyverweg
in Sint Pancras voorzien van klinkers; de rest werd een grindweg.
Een echte verkeersrevolutie bracht de komst van de ijzeren spoorweg. Vroeger was de trekschuit het symbool van stiptheid en effectief vervoer. Tegen 1800 was ze al ingehaald door de diligence, zoals de door vier paarden getrokken openbare reiswagen met een deftig Frans woord werd genoemd. Daarmee was de trekschuit gedegradeerd tot een toonbeeld van traagheid en achterstand. Alleen mensen die echt niet meer konden betalen, reisden daar nog mee.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.