Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 2: Westfriezen en hun verkeer » pagina 36
Paludanus oordeelde dat degenen die er reuzen in zagen, de beenderen zeker door vergrootglazen hadden
onderzocht.
Zijn slotoordeel over de vreemde muurresten baarde echter groot opzien. De meest logische verklaring
– en naar later is gebleken ook de enig juiste – was dat het om in zee verdwenen restanten
van een dijk ging. Daarvan kon volgens Paludanus evenwel geen sprake zijn. De vondst van het kerkhof
wees uit dat er buiten de muur in de richting van Wieringen land was geweest. Daarom kon het geen dijk
zijn. Niemand legt immers een dijk middenin het land aan. Maar waar had al dat gesteente dan voor gediend?
Paludanus was er vast van overtuigd dat het om een ongeveer 1700 jaar oude weg ging uit de Romeinse
Tijd. De Romeinen waren immers beroemd om hun prachtige met steen geplaveide wegen. Het bleef gissen
of de weg was aangelegd door ‘de noeste vuisten van Romeinsche Soldaten ofwel den stevigen
inboorling van dezen oord’, aldus Paludanus. Zo bracht hij een nieuwe legende in de wereld.
Latere auteurs verwezen vaak naar ‘de weg van Paludanus’. En dat alles nadat Rutgerus
Paludanus juist het sprookje van de ‘reuzen van de stad Grebbe’ had ontzenuwd.
De bevolking van Scharwoude bestond uit vissers, dijkwerkers en boeren. In
de jaren twintig
bestond de vissersvloot uit kapboten en punters, waarmee ieder voorjaar op haring werd gevist. Op de
foto van rond 1880 een paard en wagen met een boerenfamilie in de smalle dorpsstraat. Het huisje op
de voorgrond werd omstreeks 1930 het kruidenierswinkeltje van Joseph Klaassen.
(D. Schuijtemaker, Grosthuizen)
In werkelijkheid zijn de Romeinen nooit tot in West-Friesland gekomen. De grens van het Romeinse rijk
liep in ons land langs de Rijn en de Oude Rijn. Wel hebben de toenmalige bewoners uit het gebied
contacten met de Romeinen gehad. Dat blijkt bijvoorbeeld uit munten en Romeinse importartikelen die
bij opgravingen in West-Friesland zijn gevonden.
De eerste betrouwbare gegevens over verkeer en transport in West-Friesland dateren van rond 1500. In 1494 werd er door de overheid een onderzoek georganiseerd, de zogenaamde ‘Enqueste’. Doel van dit onderzoek was te bepalen hoeveel belasting iedere stad of dorp kon opbrengen. Daarvoor was informatie over de plaatselijke middelen van bestaan en de welvaart nodig.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.