Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 1: Westfriezen en hun rijke verleden » pagina 28
Tot na 1945 hebben vele departementen in West-Friesland hun zegenrijke werk kunnen doen.
In de Beemster toonde Jacob Bouman zich een vurig voorstander van een beroepsorganisatie van landbouwers
en veehouders in Noord-Holland. In 1847 werd de Hollandsche Maatschappij van Landbouw opgericht, met
als doel ‘het vergroten van kennis der agrarische techniek naast verheffing van den landman’.
Een jaar later werd in Opmeer een afdeling van de Hollandsche Maatschappij opgericht en snel volgden
er meer.
Het culturele erfgoed van West-Friesland wordt letterlijk uitgedragen wanneer de klederdrachten
uit de kast worden gehaald. Bij kerkgang, als men ‘om de thee’ gaat en bij speciale gelegenheden
wordt het ‘kap en dek’ te voorschijn gehaald. Op dit schilderij van Cornelia Gabriëlse
staat Saartje Koster uit Twisk afgebeeld. Opvallend is haar hoofdtooi, een kap met gouden oorijzer,
kapspelden met diamantjes in zilver gezet, en grote toeren (valse haarstukjes). Om haar hals heeft zij
een bloedkoralen ketting met diamanten bootje (slot) en daaronder nog een gouden broche. De zijden
japon die zij draagt is afgezet met sierknoopjes. Het mag duidelijk zijn dat Saartje Koster behoorde
tot de rijkere boerenstand. Dit schilderij werd rond 1900 gemaakt. (WFM)
Een tijdgenoot van Jacob Bouman was de uit Hoogkarspel afkomstige Wouter Sluis. Sluis was pionier
op het gebied van de zuivelbereiding en veefokkerij. ‘Kaas maken is een wetenschap’, verkondigde
hij op vele avonden in volle zalen. Hij zat in de voorbereidingscommissie van het in 1874 opgerichte
Nederlands Rundvee Stamboek. Die commissie zette zich in voor registratie van de afstamming van het vee.
Zo ontstond een soort burgerlijke stand voor koeien.
Het Westfries rundvee kreeg wereldwijd een bijzonder goede naam. Amerikanen zochten in West-Friesland
rundvee uit, om daarmee in eigen land verder te fokken. Nogal wat boeren legden zich toe op de rundveefokkerij.
Geprofiteerd werd van de al jaren bestaande ‘bullestiek’. Dit was een lokale organisatie
die op coöperatieve basis enkele stieren en soms ook rammen bezat waarmee de bulloper dagelijks
langs de boeren trok. De bullestiek was de voorloper van de verenigingen voor kunstmatige inseminatie.
De goede agrarische zaken namen na 1880 af, het tij keerde. Zo stagneerde de export van rundvee en
graan na 1885. West-Friesland had daar minder van te lijden dan andere streken in ons land, maar toch
was de economische situatie voor de akkerbouw niet rooskleurig en kwamen veel tuinders in financiële
moeilijkheden.
Eind vorige eeuw kreeg bijna elk dorp in West-Friesland zijn boerenleenbank of coöperatieve
raiffeisenbank. Deze banken lenigden veel financiële nood. Er konden kredieten worden verleend
dankzij ingelegd spaargeld van de plaatselijke bevolking. Veel akkerbouwers stapten over op veeteelt.
Overproductie en dalende prijzen voor kaas en boter waren daarvan het gevolg. Om betere prijzen te
behalen verschoof de productie van kaas eind vorige eeuwen begin deze eeuw van de boerenbedrijven naar
melkfabrieken, die boeren zelf oprichtten.
In 1898 spraken landbouwverslagen voor het eerst van een licht herstel in de agrarische sector. De
groenteteelt nam fors toe omdat de afzetmogelijkheden aanzienlijk verbeterden. Andijker muizen en
Opperdoezer ronden werden gewilde aardappelrassen. De zaadteelt en zaadhandel, ontstaan rond 1800 in
Andijk en omgeving, hadden inmiddels een grote bekendheid in binnen- en buitenland. De firma Sluis en
Groot, Gebroeders Sluis en het latere Bejozaden verwierven wereldfaam. De transportmogelijkheden verbeterden
sterk door de komst van verschillende spoorverbindingen. Daardoor kwam er ook een einde aan het isolement
waarin grote delen van West-Friesland eeuwenlang hadden verkeerd.
Het besef ‘samen sterk’ groeide. De coöperatieve gedachte vond steeds meer ingang. In
Enkhuizen werd in 1882 de ‘Vereniging tot afvoer van groenten, aardvruchten en fruit’
opgericht. Tien jaar later, in 1892, ging deze vereniging tevens over tot de verkoop bij ‘afslag’.
Eerder, in 1887, werd in Broek op Langedijk ‘de Langedijker Groentencentrale’ opgericht.
Aanvullende informatie betreffende de portretten van Saartje Koster, verstrekt
door haar achterkleinzoon Julius de Goede.
De schilderes van deze portretten is Cornelia Gabriëlse. Zij werd op 13-03-1912 in Utrecht geboren
en ze is de dochter van de schilder en illustrator Johannes (Johan) Gabriëlse (Westkapelle, 1881
- Java, 1945). Cornelia Gabrielse schilderde de portretten rond 1947 in opdracht van Mr. Dr. Arian de
Goede (de vader van Julius de Goede) te Utrecht.
Saartje Koster (1850-1922) werd geboren in de Starnmeer, trouwde met de boer en vee-exporteur Arian de
Goede in de Purmer op de plaats De Uitvlucht. Na de dood van haar echtgenoot trok ze in bij haar oudste
zoon Cornelis in Twisk, waar ze overleed. Saartje Koster was dus niet van Twisk maar uit de Purmer.
Het portret werd 25 jaar na haar dood geschilderd naar een foto uit haar bruidstijd.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.