Bibliotheek » Ach Lieve Tijd - West-Friesland » Deel 1: Westfriezen en hun rijke verleden » pagina 23
‘De Kleine Winkel’ van Arie Koster werd rond 1890 in de Schagense Heerenstraat
gevestigd. In deze ijzerwinkel verkocht hij voornamelijk landbouwgereedschappen en -machines. In 1978
werd café Heremetijdje hier ondergebracht. Deze foto werd gemaakt rond 1900. (N. Dekker-Loer, Schagen)
Dat was het begin van ‘het College van Gecommitteerde Raden van West-Friesland en het
Noorderkwartier’. De stedelijke vertegenwoordigers overnachtten in het voormalige
Sint Ceciliaklooster te Hoorn, toen omgedoopt tot Statenlogement. Vergaderd werd er in het gebouw aan
de Roode Steen waarin nu het Westfries Museum is gehuisvest.
West-Friesland voerde ook een eigen munt in, nadat de toevoer van de in Dordrecht geslagen munten
haperde. Afwisselend werd de munt geslagen in Hoorn, Enkhuizen en Medemblik. De Westfriese Munt zou
tot 1795 blijven bestaan. Een eigen bestuur en een eigen munt: het versterkte het gevoel van de
Westfriezen een aparte provincie te zijn. West-Friesland was in die tijd welvarender dan ooit, ondanks
de oorlogstoestand met Spanje. De steden Hoorn, Enkhuizen en Medemblik en daarmee het gehele Westfriese
platteland profiteerden ervan dat Amsterdam tot 1578 in Spaanse handen was. De watergeuzen, de
opstandelingen tegen de Spanjaarden, blokkeerden met schepen de toegang tot de Amsterdamse haven en de
handel verplaatste zich naar West-Friesland. Telde Medemblik in 1570 nog 1500 inwoners, in 1622 was de
stad uitgegroeid tot 4000 inwoners. Hoorn groeide naar zo'n 16.000 inwoners en Enkhuizen zag het
inwoneraantal zelfs stijgen tot 20.000.
De Middenweg-Zuid in Heerhugowaard, omstreeks 1904. Links op de voorgrond de wagenmakerij
en het rijtuigenmagazijn van Jacob Met. Met was bijzonder actief in De Waard. Hij had bijvoorbeeld ook
zitting in het bestuur van de Boerenleenbank en de kaasfabriek Vita Nova. (C. Moddder, Aartswoud)
Enkele Westfriezen leverden een belangrijke bijdrage aan de bloei die in de Gouden Eeuw volgde. Zo voer
de Enkhuizenaar Jan Huygen van Linschoten samen met Portugese zeelieden naar het tot dan toe onbekende
Indië en China. Met het handboek voor Oost-Indië waarin hij die reis beschreef, werd de basis
gelegd voor de scheepvaart naar de Oost. De informatie in het handboek was van onschatbare waarde. In
1595 maakte Van Linschoten een expeditie ‘om de Noord’ in de hoop een nieuwe en kortere
zeeweg naar Indië te vinden. Deze expeditie had echter geen succes. Zware ijsgang verhinderde
verdere doortocht.
Klik hier voor meer Westfriese woorden en uitdrukkingen.